Ter gelegenheid van het Legal Valley Kenniscafé ‘270 dagen Omgevingswet’ op 26 september 2024 te Zutphen.
Onze relatie met het recht – en dus ook met het omgevingsrecht – lijkt vaak op een slecht huwelijk: gevangen in de dagelijkse routine, met onmachtige frustraties, afgesleten verlangens en nog altijd goede voornemens. Dag in dag uit hobbelen we verder – een onwenselijke, maar vertrouwde situatie. En in de kern verandert er eigenlijk helemaal niets.
De eerste vraag is: hoe zijn we hier in hemelsnaam in beland?
Net als bij een huwelijk starten we de bouw van juridische systemen – zoals de Omgevingswet – meestal met de beste intenties en veel vertrouwen in de toekomst. Maar als we vervolgens vol goede moed van alles gedegen en genuanceerd gaan regelen, gaat het eigenlijk al vaak mis: zonder dat het de bedoeling was, creëren we a long the way uiterst complexe systemen. Systemen die zó complex zijn, dat ze niet alleen lastig toepasbaar zijn, maar ook onverwachte, en niet beoogde, resultaten opleveren. Op dat moment gaat het ‘systeem’ een eigen leven leiden en zijn we de controle eigenlijk al kwijt.
Bij de Omgevingswet gebeurde het al binnen anderhalve maand na inwerkingtreding – namelijk bij de toepassing van het overgangsrecht bij handhavingsbesluiten. De Rechtbank Oost-Brabant constateert in een uitspraak van 12 februari 2024 dat de keuze van de wetgever ‘ongewenste en wellicht onvoorziene gevolgen’ heeft (ro. 7.3). En vult subtiel aan dat het ‘aan de wetgever (is) om hier wellicht nog eens kritisch naar te kijken’ (ro. 7.4).
Over ditzelfde onderwerp presenteert de Afdeling bestuursrechtspraak bij haar uitspraak van 3 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2645) een stroomschema – verduidelijkend, maar in feite gewoon een lapmiddel.
Ook in het recht geldt de uitdrukking ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen.’
De tweede vraag is: waarom stappen we hier niet uit?
Ik geef drie redenen:
- de gevoeligste: we wíllen het systeem niet veranderen (onwil)
Als juristen zijn wij heel vertrouwd met complexe systemen: we zijn er voor opgeleid en we werken er dagelijks mee. Simpel gezegd: we weten niet beter. De urgentie om het systeem aan te passen is vaak gewoon niet zo groot.
- de lastigste: we kúnnen het systeem bijna niet veranderen (onmacht)
Het veranderen van een complex systeem is van nature hondsingewikkeld. Vaak lukt het wel om aan enkele onderdelen te sleutelen. Maar door de samenhang en wisselwerking tussen alle onderdelen is het meestal hoogst onzeker of de aanpassingen het gewenste resultaat hebben.
- de belangrijkste: we weten gewoon niet wat we dan wél willen (onwetendheid)
Misschien wel de belangrijkste reden waarom slechte huwelijken maar voortduren, is dat een helder beeld ontbreekt van hoe het ook zou kunnen. Er is vaak geen vergezicht, geen doel, om naar toe te werken. In het recht is dat helaas niet anders.
Zeker, er zijn heel veel ideeën en goede voornemens. Maar meestal gaat het om bescheiden ambities die heel dicht tegen het bestaande systeem aanzitten. Het gaat dan om ‘eenvoudiger’, ‘toegankelijker’, ‘burgervriendelijker´.
Maar de belangrijkste vraag stellen we eigenlijk nooit: ‘Hoe ziet perfect recht er uit?’
We stellen bijvoorbeeld wel de vraag ‘hoe maken we het eenvoudiger?’, maar nooit ‘hoe maken we het echt eenvoudig?’ – inclusief natuurlijk de vraag wat ‘eenvoudig’ dan eigenlijk inhoudt. Dit soort vergezichten hebben we als juristen én als samenleving hard nodig: als visie, als doel, als referentiekader en als inspiratie. Doen we dat niet dan hobbelen we gewoon weer verder – heel vertrouwd, maar ook heel onwenselijk.
Streven naar ‘beter recht’ is natuurlijk goed. Maar streven naar ‘goed recht’ is echt beter.
Rogier van Dam is hoofddocent recht aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.